Tekst bij de geluidsfragmenten
De heerlijkheden van Rome
De heerlijkheden van Rome op te sommen is zoiets als het tellen van de sterren aan de hemel. De tempels van Rome zijn zo prachtig dat de goden er zelfs er in zouden kunnen wonen. De stromen die boven hun hoofd bogen vloeien zijn grootser dan zelfs de hoogste overspanning van een regenboog. Binnen de muren worden rivieren gekanaliseerd, meren gaan op in baden, rivieren vloeien tuinen in en muren weerkaatsen de geluiden van het water"
"Ik zou een onherbergzaam, ver uit de kust gelegen eiland prefereren boven het centrum van Rome. Het isolement en gebrek aan comfort zijn kleine onheilen vergeleken met deze eindeloze nachtmerrie van branden en ineenstortende huizen, de talloze gevaren van de wrede stad, en dan de dichters nog die maar steeds uit eigen werken lopen voor te dragen."
keizer Augustus
"Het Capitool en het theater van Pompejus heb ik onder belangrijke kosten hersteld. Maar ik heb niet toegestaan dat ze mijn naam erin beitelden. De kanalen, de aquaducten die op verscheidene plaatsen door de tand des tijds waren aangetast, heb ik hersteld, en de capaciteit van het naar Marcius genoemde aquaduct heb ik verdubbeld door toevoeging van een nieuwe bron in zijn kanalen. Tijdens mijn zevende consulaat heb ik de via Flaminia van de stad af tot Ariminum hersteld, evenals alle bruggen met uitzondering van de Pons Milvius en de Pons Minutius. Op eigen terrein heb ik de tempel van Mars Ultor en het Forum van Augustus laten bouwen met geld, dat uit oorlogsbuit afkomstig was. Het theater bij de tempel van Apollo heb ik opgericht op grond, die ik grotendeels van particulieren heb gekocht"
Suetonius over Augustus
"Het brandgevaar trachtte hij te verminderen door een brigade in het leven te roepen waarvan de leden ´s nachts brandwacht hadden. Om aan de overstromingen paal en perk te stellen, liet hij de bedding van de Tiber, die al sinds jaar en dag was vol geraakt met slib en puin en vernauwd was door uitstekende gedeelten van huizen, verbreden en uitbaggeren. Soms liet hij ook theatervoorstellingen geven in alle wijken op verschillende tonelen door spelers uit alle taalgebieden. Ook sportwedstrijden gaf hij, waarvoor op de Campus Martius houten banken werden opgesteld, en verder een zeegevecht in een speciaal daarvoor gegraven meer bij de Tiber waar nu het Prinsenpark is. Op die dagen posteerde hij wachters in de stad om te voorkomen dat dieven er hun slag zouden slaan, want niemand bleef thuis bij zo'n evenement."
Ovidius over Rome.
"Vroeger heerste hier primitieve eenvoud, maar nu glanst Rome van goud en bezit het de enorme rijkdommen van de veroverde wereld. Zie eens hoe het Capitool nu is en hoe het eertijds was. Men zou zeggen dat het toen aan een andere Jupiter was gewijd. Het raadshuis nu de zo verheven Senaatsvergadering ten volle waardig, is voortgekomen uit een rieten schuur, die daar stond toen koning Tatius regeerde. Toen was de Palatijn, waar nu de paleizen voor onze vorsten in het zonlicht staan te schitteren eertijds niet slechts een weideplaats voor trekossen? Anderen mogen in het primitieve behagen scheppen, ik wens me geluk dat ik eerst nu geboren ben"
Bezoek aan Rome
"Na zijn toespraak bezichtigde hij binnen de toppen van de zeven heuvelen die delen van de stad die over de hellingen en in de vlakten gelegen zijn en de buitenwijken. En telkens, wanneer hij weer iets nieuws zag, meende hij dat dat weer imponerender was dan al het vorige. De tempel van Jupiter Tarpeius liet zien hoe hoog het goddelijke verheven is boven het aardse. De baden, gebouwd in de vorm der provincie, de steenkolos met Colosseum tot de top waarvan de menselijke blik nauwelijks reikt. Het Pantheon als een ronde stadswijk, gewelfd in ruime verhevenheid, de hoge zuilen, die met hun bestijgbare opgang verrijzen, de beelden der vroegere keizers dragend, de tempel van de Urbs, het Forum Pacis, het theater van Pompejus, het Odeon en het Stadion en als die andere versieringen van de eeuwige stad. Maar toen hij bij het Forum van Trajanus was aangekomen, een constructie onder de beide hemel uniek is in haar soort, naar wij menen en zelfs naar de mening der goden een godswonder, toen bleef hij als door de bliksem getroffen staan, terwijl hij aandachtig zijn ogen liet gaan over de gigantische omtrekken, waarvoor woorden te kort schieten en die door stervelingen nooit meer zullen worden geëvenaard. Alle hoop om ooit zelfs zoiets tot stand te kunnen brengen, liet hij dan ook varen".
over Vespasianus:
"Toen een technicus beloofde dat hij zéér grote marmeren zuilen naar het Capitool kon brengen voor zéér weinig geld, bood de keizer hem een aanzienlijke beloning voor zijn vinding. Maar tegelijkertijd zag hij van gebruikmaking ven de machine af, met de mededeling dat men hem toch toe moest staan het Romeinse plebs in de gelegenheid te stellen het dagelijks brood te verdienen".
Cicero aan Atticus
"Dit nieuwe flatgebouw staat mij bijzonder aan. Maar het is wel zo -dat zal ik je n.a.v. je vraag waarom ik de architect Gisippus heb laten komen - het is wel zo dat twee van mijn winkeltjes compleet in de vernieling liggen. En dat de rest zo krakkemikkig is dat niet alleen de huurders, maar zelfs de muizen zijn vertrokken. Joh, anderen noemen zoiets een ramp, maar, ik vind het niet eens een ongemak. O O O wat ben ik Socrates en zijn wijsgerige volgelingen dankbaar dat ik zulke dingen als onbelangrijk kan beschouwen , maar apropos, op advies van mijn vriend en bankier Vestorius heb ik een verbouwingsplan laten opmaken met behulp waarvan ik mijn verlies in winst kan omzetten."
"Ik zou graag willen dat je mijn zoon Cicero jr. voorstelt, als je dat tenminste niet vervelend vind, dat hij de uitgaven van zijn reis naar Griekenland afstemt op de huuropbrengsten van mijn flats op de Argiletum en de Aventijn. Ook zag ik graag dat je de potentiële huurders eens bekeek. Wie het zijn, met hoevelen ze zijn en of het wel het soort volk is dat op tijd betaalt."
Juvenalis
"Buiten Rome, in het koele Tivoli of Praeneste is nooit iemand bang geweest voor instorting. Maar wij bewonen een stad die voor het grootste gedeelte gestut is op dunne latjes, want zo lost de huisbaas het probleem van de verzakkingen op. En terwijl hij de gaten van een oude scheur dicht behangt maant hij de bewoners aan rustig te gaan slapen, terwijl hun flat als een kaartenhuis aan elkaar hangt. Nee, ik woon liever waar ´s nachts geen brand of wat voor vrees de mensen kwelt. "Hier"! roept je buurman, "water"!! en redt zijn boeltje. Zelfs de derde woonlaag slaat uit van rook. Maar jij weet van niets! Je slaapt hoog bovenin, onder dakpannen, pal naast de duiven, als laatste prooi der vlammen. En je kent toch Cobus wel, die had één dwergenbedje, zes vaasjes als wandmeubelornament, een drinkschaal op de plank eronder en een beeldje van een slapende centaur en in een kist met oude Griekse boeken, dichtwerken waar ratten gek op waren. Hij had dus niets nietwaar? En toch verloor hij al wat hij had. En het is toch godgeklaagd dat niemand hem een bed, een bordje eten, laat staan een hoekje afstaat als hij het vraagt. Maar stort een dure villa in, al gauw wenen de dames, deftige heren gaan in rouw, de praetor staakt de zitting, men kankert over stadsverval, spreekt schande van de branden. En eer het huis geblust is, komen de buren al met marmer als bijdrage in de kosten. Hier twee witte atleetfiguren, ginds een meesterwerk van Polykleitos of antieke spullen van een oosterse religie. Weer een ander brengt boeken met een boekenkast erbij en nummer vijf een zak vol geld. Zo kwam het dat Persicus, een rijke vrijgezel, nog rijker werd nadat zijn huis verbrand was. Zelf aangestoken denkt men wel. Voor wat je hier per jaar voor een donker hol betaalt koop je - wanneer je zonder circus kunt - bepaald een prima huis in Latium met tuin en een niet te diepe put, zodat je zelf je jonge groenten kunt verbouwen.
Aulus Gellius
"Lopend, onderlangs de mons Cispius, zagen wij een insula, die uit vele steile verdiepingen was opgetrokken, in brand staan en alles in de buurt ervan stond reeds in lichterlaaie. Toen merkte iemand uit ons gezelschap op: Weliswaar levert het onroerend goed hier in de stad grote opbrengsten op, maar, verreweg het grootst zijn toch de gevaren. Kon er toch een middel gevonden worden waardoor de huizen van Rome niet zo voortdurend in brand zouden vliegen, bij Hercules- ik zou buitengoederen ter verkoop aanbieden en grond in de stad kopen"
Tacitus over de brand van Nero.
"Toen vond er een catastrofe plaats, waarvan het onzeker is, of zij door een ongeluk was ontstaan, of welbewust was aangestoken op last van de keizer. Beide lezingen hebben immers hun aanhangers. Maar hoe het ook zij - de brand was ernstiger en afschuwelijker dan alle rampen die ooit door het geweld der vlammen deze stad geteisterd hebben. Hij begon in het circus, waar dit grenst aan de Palatinus en de Caelius. Toen de brand was overgeslagen naar winkels waar brandbare goederen werden verkocht en door de wind werd aangewakkerd verspreidde hij zich onmiddellijk en had in een oogwenk het hele circus aangestoken. Er waren geen ommuurde woningen of tempels of andere obstakels die het vuur konden tegen houden. Aanvankelijk woedde de brand onstuimig in de lage stadswijken. Toen verspreidde hij zich opwaarts, maar sloeg al snel weer terug en legde de lager gelegen woonwijken in de as. Elke poging tot blussen kwam te laat. De smalle kronkelige straatjes en de onregelmatige huizenblokken van de oude stad, werkten de verspreiding van het vuur in de hand. Doodsbang, gillende vrouwen, hulpeloze bejaarden en kinderen, mensen wier enige gedachte hun redding gold, mensen die onzelfzuchtig hulpbehoevenden ondersteunden of op ze wachtten. Allen -zowel degenen die voort renden of stil bleven staan - verhoogden de verwarring. Intussen liet Nero voor de opgejaagde en voortvluchtige bevolking het Marsveld en de bouwwerken van Agrippa, ja zelfs ook zijn eigen park als toevluchtsoord openstellen. Ook liet hij noodbarakken bouwen om de berooide bevolking te kunnen huisvesten. En verder liet hij levensmiddelen. aanvoeren uit Ostia en naburige gemeenten. De prijs voor het koren voor het volk werd afgeslagen tot op drie sestertiën de schepel. Eerst op de zesde dag slaagde men erin het vuur te beteugelen aan de voet van de Esquilijn, door over een onmetelijk terrein gebouwen neer te halen, teneinde het voortrazend geweld der vlammen te stuiten door een strook kale bodem. Maar men was nog niet van de schrik bekomen, of de brand laaide opnieuw op in een ruimer aangelegde stadswijk, zodat het verlies aan mensenlevens gelukkig geringer was. Heiligdommen en zuilengalerijen, bestemd voor vermaak stortten echter over een uitgestrekter terrein in. Van de veertien wijken waarin Rome verdeeld was bleven er vier onaangetast, drie brandden tot de grond toe af; en in de zeven overige waren nog maar enkele ruïnes over, bouwvallig en half verbrand. Het zou niet gemakkelijk zijn geweest het aantal herenhuizen, huurkazernes en tempels dat verloren was gegaan, bij benadering te schatten. Tacitus, Annales, XV:38-41)(252)
Caesar's voorschrift:
"Degene die voor zijn huis een straat heeft, moet dat gedeelte dat over de hele lengte aan zijn huis grenst en met stenen belegd is, goed geplaveid houden Dit ter beoordeling van de ambtenaar, die krachtens deze wet in het desbetreffende stadsgedeelte met het toezicht op wegen en straten is belast"
Martialis
"De brutale neringdoende had de hele stad ingepikt en op de plaats van zijn drempel was geen drempel te zien. Gij keizer hebt bevolen op onze smalle trottoirs weer ruim baan te maken; en wat eens een voetpad was, is nu een straat geworden! Geen enkele zuil is meer omgord met daaraan vastgebonden kruiken; en de praetor wordt niet langer gedwongen midden door de modder te gaan. Ook wordt niet langer onbezonnen het scheermes gehanteerd temidden van een dichte menigte ; niet langer nemen zwart gerookte eethuisjes alle ruimte in beslag. Kapper, kroegbaas, kok en slager nemen weer hun drempel in acht. Nu is Rome ROME weer.. De laatste tijd leek het een groot warenhuis".
Martialis
"Waarom ik zo vaak Nomentum opzoek, vraag je , zo'n simpel buitenhuis in dor en droog klimaat? Omdat een arme burgerman in Rome geen kans krijgt rustig tot zichzelf te komen! Er valt hier slecht te leven. ´s Ochtends vroeg veel schoollawaai en ´s nachts de bakkersknechten. En dag en nacht het kopersmid gehamer. In het ene huis laat de bankier gezapig met klinkende munt zijn toonbank rinkelen en aan de overkant wordt goud geplet met houten dreunen op een holle haksteen. Ginds trekt een optocht, zingend van Bellona. Een zeeman schippert met zijn houten poot druk pratend langs een bedelende jood. Een venter met een leep oog schreeuwt zijn zwavel de straten rond. En hoeveel handen ´s nachts op koperen bekkens slaan, wanneer de maan door heksen wordt verduisterd ... dat weet iedereen die ´s nachts de uren telt... Wanneer ik , afgemat door zorgen wel eens slapen wil, zoek ik maar mijn landhuis op.
Plinius
"Het is eigenlijk gek dat als een dag in Rome op zichzelf bekijkt alles nog wel klopt of schijnt te kloppen. Neem je echter meerdere dagen tegelijk of alle dagen die je in Rome doorbrengt in beschouwing, dan is er niet zoveel aardigheid aan. Als je iemand vraagt, "Wat heb je gedaan vandaag?", dan antwoordt hij waarschijnlijk: "O, ik ben aanwezig geweest bij een plechtigheid van een jongen die zeventien jaar werd en daarmee de volwassenheid bereikte, ik heb een verloving of een bruiloft bijgewoond, iemand heeft mij gevraagd om als getuige op te treden bij het verzegelen van zijn testament, een ander heeft mijn hulp ingeroepen voor het gerecht, een derde vroeg mij om advies". Op de dag dat je het doet zijn het allemaal belangrijke en noodzakelijke dingen. Maar als je je bedenkt dat je dat elke dag gedaan hebt, dan lijken het toch vrij holle activiteiten. Vooral als je de stad achter je gelaten hebt, dan immers komt de gedachte bij je op: Wat heb ik al die dagen mijn tijd verspild met al die onbenulligheden...Mij overkomt het altijd als ik op mijn landgoed bij Ostia wat zit te lezen of te schrijven, of tijd besteed aan de verzorging van mijn lichaam, het lichaam dat als stut voor mijn geest fungeert. Ik hoor en zeg daar niets waar ik later spijt van heb. Niemand maakt er in mijn aanwezigheid boosaardige opmerkingen over iemand anders. Zelf maak ik ook op niemand aanmerkingen, behalve op mijzelf, als ik niet stijlvol genoeg schrijf. Angstige verwachtingen heb ik daar niet. Nare geruchten bereiken mij er niet. Ik praat alleen met mezelf en met mijn boek. Wat een mooi. en zuiver bestaan hier... Wat een zalige stijlvolle rust, die alle werkzaamheden in de schaduw stelt. Hoe schitterend is de zee, hoe imponerend de kust. Wat een schone school der muzen is het hier, ver van alle drukte. Wat voor vondsten doe ik hier niet en wat dicteer ik hier niet allemaal aan mijn secretaris. Jij -m'n waarde -moest ook bij de eerste de beste gelegenheid al dat stadsrumoer, die zinloze drukte, en al die flauwe karweitjes laten voor wat ze zijn en je wijden aan studie en rust. Het is immers beter om in serene rust te leven dan je met flauwekul bezig te houden. Tot ziens! "